A en B brevet

 

A brevet

Wat moet je kunnen?

Theorie

  • Je kent de belangrijkste uitwendige delen van het paard;
  • Je kent de gangmaten van het paard
  • Je kent verschillende hoefslagfiguren.
  • Je kent de hulpgeving voor:
    - het rijden met contact
    - het aanrijden in stap
    - het maken van overgangen
    - de overgang van stap naar draf en terug
    - de overgang van draf naar galop en terug
  • Je kent de verkeersreglementen en voorschriften i.v.m. ruiter en verkeer, optoming van het paard en uitrusting van de ruiter. Je kent ook de voorschriften voor een respectvol gedrag in en tegenover de natuur. De ruiter is bekwaam om, al dan niet onder begeleiding (naargelang de leeftijd) op een veilige manier een buitenrit te maken.

Praktijk

  • Je haalt zelfstandig een paard, bindt het vast en poetst het.
  • Je kan te paard rijden en volgende opdrachten in een kleine groep behoorlijk uitvoeren:
    - Enkele hoefslagfiguren rijden in stap en draf;
    - Lichtrijden (op het buitenbeen);
    - In een wending aangalopperen;
    - Een overgang maken van galop achtereenvolgens naar de draf, de stap en halt houden;
    - 1 zijde in verlichte zit rijden;
    - 3 sprongen over 2 hindernissen (rechte en oxer) van minimaal 60 cm – maximaal 70 cm hoogte: In draf een rechte en 2 sprongen in galop (rechte en oxer)
  • Je stoort het paard zo weinig mogelijk in de rug en in de mond.
  • Je zadelt en toomt zelfstandig het paard af en doet de naverzorging. Het jurylid mag dit controleren!

B brevet

Theorie

  • Je kent
    - de belangrijkste inwendige delen van het paard
    - het belang van de zintuigen van het paard
    - bijkomende onderdelen in de uitrusting van een paard
    - de hoefslagfiguren
    - de verschillende onderdelen van een sprong
    - verschillende hindernissen
    - de belangrijkste reglementeringsbepalingen van een barema A
    - het bandageren
    - de hoefverzorging
    - het toiletteren
  • Je kent de hulpgeving voor:
    - het in de hand stellen van een paard
    - het aanspringen in galop
    - het springen

Praktijk

  • Je rijdt individueel op een behoorlijke wijze (minstens 5/10 als globale beoordeling) de opgelegde dressuurproef. De jury moet kunnen zien dat jij in staat bent deel te nemen aan een wedstrijd (dit is niet hetzelfde als winnen !)
  • Je springt in een behoorlijke stijl, uit de rug en uit de mond, een parcours van minstens 4 hindernissen,waarbij één stijlsprong en minstens één breedte-hoogte sprong (de hoogte is minimaal 80cm en maximaal 90cm. De breedte is maximaal 90cm).